Rust zacht, Johannes Brahms (7 mei 1833 – 3 april 1897)
Veel mensen zijn in hun kinderjaren in slaap gevallen op de geruststellende klanken van Johannes Brahms’ Wiegenlied: Guten Abend, Gute Nacht, opus 49 no. 4. En nog steeds klinkt rond bedtijd dit beroemde slaapliedje in kinderkamers. Brahms schreef het lied in 1868 voor een vriendin. Een regel luidt: “Morgen früh, wenn Gott will, wirst du wieder geweckt.” Geen onbekommerde woorden bij de wieg, maar zorgen of het kind de nacht wel zou overleven. Gegronde zorgen vanwege de hoge kindersterfte in de 19e eeuw. Dankzij de geruststellende klank van de muziek bleef dit sombere sentiment weg bij het kind.
Het wiegenlied is een belangrijk terugkerend gegeven in Brahms’ werk. In 1892 schreef hij Drei Intermezzi, opus 117 voor piano, stukken met een melancholisch, mijmerend en soms verdrietig karakter. Zijn inspiratiebron, Lady Anne Bothwell’s Lament, begint als een slaaplied, maar ontpopt zich al snel tot een weeklacht van een alleenstaande, jonge moeder. Het eerste Intermezzo klinkt aanvankelijk ook gemoedelijk en rustgevend, maar we horen donkere ondertonen in het C mineur akkoord. Brahms toont zich een meester in het weergeven van uiteenlopende en tegengestelde emoties.
Aan de basis van het Wiegenlied en deze Intermezzi ligt dus een wiegenlied. Het karakter van de stukken komt echter niet overeen. Brahms schreef ze op verschillende momenten in zijn leven en niet met hetzelfde doel voor ogen. De Intermezzi vormen een retrospectief op een (Brahms?) mensenleven, beginnend bij de eerste klanken boven de wieg en eindigend met de tragische klanken van het derde Intermezzo, wat hij zelf bestempelde als “het wiegenlied van al mijn smart”.
Leerlingen maken kennis met het Wiegenlied in Niveau 3 van Piano Adventures: